FAALANGST
Een aantal weken geleden vroeg iemand hoe ik kijk naar het onderwerp faalangst. Deze week zal ik dit behandelen vanuit mijn vakgebied.
IRONIE, wat is het?
De ironie is dat ik meteen word geconfronteerd met mijn eigen faalangstige kant. Wat gebeurt er nu ik de spanning voel om af te gaan, als ik hiermee bezig ben:
- Eén van de eerste gedachte die ik had was; “moet ik niet op internet opzoeken wat anderen hierover hebben geschreven en dit dan in eigen woorden opschrijven?”.
De reden hiervoor is interessant, want ik heb blijkbaar de illusie dat als iemand anders het geschreven heeft, het beter is dan ik zou kunnen, het meer ‘waar’ is dan als ik het zelf bedenk;
- Eén andere gedachte is; alles is al eens geschreven, dus wat kan ik daaraan toe voegen? Voor mij is falen dus, het minder goed doen in vergelijking met anderen.
Je kan alleen falen in vergelijk met iets anders:
· Dit kunnen mensen zijn met wie jij je identificeert, mensen met wie je jezelf als gelijke wil zien, bv. mede-therapeuten, vrienden, oude studiegenoten etc.
· Dit kan ook ingegeven worden door een ‘objectief’ systeem dat wij hanteren in onze maatschappij; het geven van cijfers, waarmee we geforceerd mensen/ kinderen gelijkstellen aan elkaar om ze dan af te zetten tegen elkaar.
· En als laatste kan het ook een vergelijking zijn, die je trekt met je eigen normen, prestatieniveaus, daar waar je de lat voor jezelf hebt gelegd.
ONTSTAAN
Ieder mens heeft de diepe behoefte, het verlangen om ergens bij te horen. Mensen zonder sociale contacten, zonder de ‘liefde’ van anderen sterven af. Natuurlijk hebben we zuurstof, eten en drinken nodig, maar daarna aandacht van anderen. Uit diverse studies is gebleken dat kinderen die dit te weinig krijgen, eerder ziek worden, eerder sterven, wegkwijnen etc.
Ieder mens zal er dan ook alles aan doen om geaccepteerd te worden door een ander. Dit doe je door te voldoen aan de normen, spelregels, manier van leven van de groep waar jij je al dan niet vrijwillig toe verhoudt. In eerste instantie je familie, maar later ook medescholieren, clubjes, studieverenging, werkcontext etc. Al deze groepen hebben zo hun eigen mores en die bepalen dus ook (wellicht onbewust) de mate van prestatie die je te leveren hebt om erbij te mogen horen. Afhankelijk van de, voor jou, hoogte van de norm kan je hier meer of minder aan voldoen, oftewel falen.
De gevoeligheid voor deze normen wordt gelegd in je vroege jeugd, waarin je ouders je een voorbeeld geven hoe om te gaan met normen. Zo rond je kleutertijd, als je voor het eerst in aanraking komt met anderen dan je eigen gezin, wordt je ook bewust dat anderen zaken anders doen, sneller doen, langzamer doen, beter doen, etc. Hier begint het beginnende besef dat je al dan niet aan een norm voldoet. De mate waarin je opvoeders (dus ouders, docenten, leidsters etc.) hier veel of weinig aandacht aan besteden, nadruk opleggen bepaald hoe jij getekend wordt voor het leven.
Het vergelijken met anderen is een gezonde ontwikkeling, omdat het stimuleert om ergens je best voor te gaan doen, ergens moeite voor te doen en een uitgestelde beloning te ontvangen (waardering, knuffel van je ouders, een cijfer, stickertje, krulletje etc.). Op het moment dat je als kind leert dat je hier extreem veel aandacht aan moet besteden, verlies je je eigen beoordelingsvermogen uit het oog, wat jij zelf belangrijk vindt, waar je zelf je lat wil leggen. Leer je de lat heel hoog te leggen, dan kan je er bijna nooit aan kan voldoen en vergroot de kans op falen. Je hebt hiermee de basis gelegd voor je eigen referentiekader, dat je je hele leven meedraagt.
Dit geeft het beeld dat het nu allemaal te laat is en je voor eeuwig een losser zal blijven, voor eeuwig faalt, zelfs in het leren omgaan met je falen kan je alleen maar falen. BAM!!
MEE OMGAAN
Hiermee omgaan leer je door eigen verlangens, eigen normen, eigen belangrijke zaken te ontdekken. Leg hierin je de hoogte van je eigen lat vast; zodat dit je voldoende uitdaagt ervoor te gaan en je ook kan slagen en persoonlijk succes ervaren. Daarnaast kom ik in het werken met mensen die last hebben van faalangst vaak tegen dat ze als het ware een lat hanteren, die niet van hen is. Veelal van een (voor)ouder. In families zie je vaak dat bepaalde normen zijn waaraan iedereen moet voldoen, wellicht al generaties geleden ontstaan. Toentertijd waarschijnlijk heel nuttig, maar deze hebben hun functie allang verloren.
Welke lat draag jij bij je, die niet van jou is? Opa kwam uit een arm gezin en moest vaak ’s nachts bij een klein lampje studeren en overdag helpen op de boerderij. De norm die hij had was, je moet alles eraan doen om een zo hoog mogelijke opleiding te doen. Deze norm is doorgegeven aan je vader die een studie is gaan doen die hem wel economische voorspoed heeft gebracht, maar hem zeer ongelukkig heeft gemaakt. Hij geeft je mee vooral te doen wat je zelf wilt, en niet te kiezen voor het geld, of beste carrièrekansen. Jij daarentegen kiest wederom voor een studie die niet bij je past. Dit lijkt ogenschijnlijk raar, maar de kans is groot dat je je grootvader ‘eert’ door te doen wat hij deed, juist omdat je vader dit ontkende als belangrijk. Je eert hiermee dus je opa die door je vader ontkend wordt (op dit vlak). Je kan hier los van komen, door dit te realiseren en dan terug te geven aan hen: dank opa voor de wijze les, maar ik heb hem niet meer nodig, dank vader voor de wijze les, maar ik heb hem niet meer nodig. Ik ga nu mijn eigen weg. Hiermee maak je de weg vrij voor je eigen lat.